Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een werkwijze die bij verschillende problemen effectief kan zijn. Kort gezegd is het doel van cognitieve gedragstherapie het opsporen en corrigeren van denkfouten, die leiden tot psychische problemen en afwijkend gedrag. Hoewel de inhoud van de therapie wordt aangepast aan de problemen die moeten worden aangepakt, bestaan er gemeenschappelijke veelgebruikte technieken zoals cognitieve herstructurering en psycho-educatie.
De therapie is geschikt voor jeugdigen, volwassenen en gezinssystemen. Doorgaans wordt de interventie ingezet bij kinderen en jongeren tussen 8 en 18 jaar. De duur van een CGT-programma kan variëren van drie maanden tot ongeveer één jaar.
De kerngedachte achter CGT is dat psychische klachten verband houden met disfunctionele cognities of gedachten. Deze psychische klachten uiten zich in nare of bedreigende gevoelens en stemmingen en in problematisch of onbeheerst gedrag. In de therapie wordt, simpel gezegd, geprobeerd de disfunctionele gedachten te wijzigen. Wanneer dit lukt, kunnen emotionele nood en inadequaat gedrag afnemen of verdwijnen.
De term cognitieve therapie verwijst naar het beïnvloeden van de cognities. Maar omdat juist de wisselwerking tussen cognities, gevoelens en gedrag cruciaal is voor deze therapie, wordt de laatste tijd de voorkeur gegeven aan de term cognitieve gedragstherapie (Graham, 2006).
Meer informatie over de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie bij specifieke problemen is te vinden via www.nji.nl/watwerkt.
Cognitieve gedragstherapie wordt ingezet bij kinderen, jeugdigen en volwassenen met uiteenlopende problemen, waaronder: agressiviteit en woede-uitbarstingen; angsten en fobieën, paniekstoornissen; depressieve stoornissen, eetproblemen en – stoornissen; gedragsstoornissen of opzettelijke zelfbeschadiging
Over het algemeen kan gesteld worden dat CGT een zekere motivatie van de cliënt verlangt om iets aan de klachten en stoornissen te doen. Daarbij moeten de cliënten openstaan voor kritische reflectie op ingesleten gedachten, die zij als normaal zijn gaan beschouwen. Zij moeten te bewegen zijn tot de gedachte dat niet een gebeurtenis buiten henzelf de klacht of stoornis veroorzaakt, maar dat hun eigen gedachtewereld disfunctioneel is.
Een andere basisvoorwaarde is dat de cliënten in staat moeten zijn hun gedachten onder woorden te brengen en daarop te reflecteren. In dit licht bezien is het aannemelijk dat de therapie minder geschikt is voor cliënten met beperkte verstandelijke vermogens en een beperkte taalbeheersing.
De hoofdlijnen van de methodiek belicht
Zoals gezegd is het doel van cognitieve gedragstherapie het opsporen en corrigeren van systematische vertekeningen of fouten in het denken, die leiden tot psychische stoornissen en gestoord gedrag. Anders gezegd: het doel van CGT is situaties weer reëler, functioneler of evenwichtiger te leren beoordelen, waardoor gevoelens en gedrag veranderen in een positieve of minder lastige of minder belastende richting (Ten Broeke e.a., 2004). Voor individuele cliënten zullen de doelstellingen van de CGT nauw verbonden zijn met hun klachten. Hun doel is van die klachten af te komen. Ieder traject van cognitieve therapie is te beschouwen als een training waarin de therapeut de cliënt helpt anders te leren aankijken tegen gebeurtenissen en ervaringen die de cliënt als moeilijk en belastend ervaart. Tijdens de training wordt er veel activiteit en zelfwerkzaamheid van de cliënt verwacht. Cognitieve gedragstherapie bestaat meestal uit 15 tot 18 sessies. Als de klachten na acht tot tien sessies nog niet zijn afgenomen, moeten andere therapievormen worden overwogen. Aanvankelijk zullen de sessies vaak met een frequentie van eens per week worden gehouden. In het laatste stadium zullen de sessies vaak eens per maand plaatsvinden.
ontleend aan NJI
Partner- Relatietherapie
Het beste met paren te werken is in een zgn. tweetrapsaanpak.
In de eerste fase gaat het om een globale probleemschedes en het leggen van een eerste contact. Bij het begin van de eigenlijke therapie of begeleiding wordt dit alles nog eens grondiger overgedaan. De bedoeling is in deze eerste fase veel aandacht te besteden aan beider verhaal en inbreng.
Observaties binnen het gesprek leveren veel informatie over interactie-stijl tussen paren.
Een centraal geven voor men aan een relatietherapie begint is het feit of beide partners zich echt engageren voor de relatie (Vansteenwegen).
Het kan nodig en nuttig zijn om bij de aanvang van PRT met elke partner een afzonderlijk gesprek te hebben om ieders eigen verhaal en visie op geschetste problemen onafhankelijk en helder te kunnen doen.
Een afsluiting van een dergelijk gesprek kan eruit bestaan partners beiden de vraag te stellen en op te schrijven wat het centrale probleem is en wat het veranderingsdoel is.
In de tweede fase – aan het begin van de daadwerkelijke partner-relatietherapie komen eerder beschreven en uitgesproken doelen aan bod maar is er ook ruimte voor inbreng van het paar zelf.
De sessies zijn wekelijks dan wel minder frequent (in overleg met beide partners – rekening houdend met mogelijkheden en behandeldoelen).
Psychologische behandeling van seksuele problemen*
Alvorens tot psychologische behandeling van seksuele problemen over te gaan is onderzoek naar somatische of psychiatrische oorzaken nodig of noodzakelijk.
Voor dergelijk onderzoek wordt u – in overleg vanzelfsprekend – naar een gynaecoloog of uroloog dan wel een psychiater verwezen.
In de intake-fase wordt aandacht besteed aan de seksuele anamnese en individueel psychologische factoren (opvoeding, seksuele moraal, ontwikkeling van eigen denkwijze).
Behandeling
- Doorbreken van taboes door vragen te stellen en aan te sluiten bij taalgebruik en terminologie van cliënten
- Psycho-educatie (voorlichting of informatie over diversiteit van seksuele geaardheid, voorkomen van verschillende disfuncties en consequenties daarvan voor man en vrouw in hun intieme relaties)
- Verwerken van het verleden
- Bespreken van beider behoeftes en verlangens
- (tijdelijk) Seksverbod — bij verminderd verlangen; in overleg kan men besluiten om een periode geen seks te hebben zodat de ‘druk’ of spanning kan afnemen
- Verbetering van de relatie door verandering van communicatiepatronen
(met gebruikmaking van zelfcontrole-technieken, registratie van wensen en anders met elkaar te overleggen en rekening te houden) - Bespreken van nieuwe samenlevingsvormen
* ontleend aan “Gedragsveranderingen in gezinnen” (A. Lange)